Als de techniek werkt, heb je duizend en één problemen.
Als de techniek niet werkt, heb je er maar één.
R. Schawinski
Wie zich afvraagt welke technische apparatuur voor de lokale
omroep het meest geschikt is, krijgt met verschillende mythes te
maken.
De verkoper van de apparatuur zal beweren dat de vele mogelijkheden die juist zijn spullen hebben, aantrekkelijk zijn voor de lokale
omroep - 'multi-functionele' apparatuur. Maar de praktijk wijst uit
dat multi-functionaliteit de gebruikers bij een lokale omroep veel last
kan bezorgen. Of ze benutten de vele mogelijkheden niet en betalen
daarmee in feite te veel voor hun spullen, óf ze gebruiken de vele
mogelijkheden wél en lopen veel vaker het risico dat er iets stuk gaat.
Een tweede mythe wordt door de technici in stand gehouden. Zij
willen met 'kwaliteitsapparatuur' werken. Daarmee bedoelen ze
apparatuur die aansluit op hun professionele kennis of die beantwoordt aan de status die zij gewend zijn.
Een voorbeeld hiervan is terug te zien bij de LRT West-Brabant.
Daar begrootte men tussen de dertig- en zeventig duizend gulden
voor radio, en ongeveer driehonderdduizend gulden voor televisie.
Bij dit laatste zijn dan nog meubilering, stoffering, isolatie, spreekcel, banden, platen en dergelijke niet inbegrepen. Bij deze manier
van begroten heeft men een denkmodel overgenomen van de landelijke omroepen, maar dan op regionaal of lokaal niveau. De draagbare apparatuur voor radio die buiten wordt gebruikt beslaat bij de
LRT West-Brabant vijf procent van het budget, de binnenapparatuur voor studio en regie neemt de andere vijfennegentig procent in
beslag. Bij hun televisiebudget is de verhouding drieentachtig tegen
zeventien procent.
Het kan natuurlijk ook anders. Kijk naar de Amsterdarnse vrouwenradio. Zij zitten voor ongeveer tweeduizend gulden in de lucht,
exclusief de kosten voor zender en antenne. Een kwart van hun
budget wordt besteed aan draagbare apparatuur.
Uitgangspunten
Voor lokale omroep geldt dat mensen met weinig of geen ervaring
toch met technische middelen moeten kunnen omgaan. Er moet zo
min mogelijk aan de technici worden overgelaten. Lokale omroep
werkt bovendien op een speciale manier. Mensen maken zelf programma's, met eigen bedoelingen, over eigen onderwerpen. Het
produktiemodel dat wij beschreven in het voorafgaande hoofdstuk
nemen wij hier als uitgangspunt om fase voor fase de technische
apparatuur en benodigde ruimte door te nemen.
Een laatste uitgangspunt ligt in de vraag naar de functie die de
technische middelen vervullen. Waar dienen zij voor in de verschillende stappen van het produktiemodel? Waar gaat het om in een
bepaalde fase? Dáár willen wij de apparatuur bij zoeken; apparatuur die eenvoudig bedienbaar en kwalitatief goed is. Iedereen moet
er na een korte uitleg mee aan de slag kunnen gaan. Kwalitatief goed
betekent voor ons eerder robuust, dan dat wij het hebben over goede
geluid- en beeldkwaliteit. Dit laatste valt meestal wel mee.
Daarnaast is er vooral véél apparatuur nodig. Groepen in een lokale
omroep moeten gelijktijdig kunnen werken om voldoende programma-aanbod te kunnen garanderen. Zij moeten ook buiten kunnen
werken; daarom is draagbare apparatuur van belang. Volgens een
voorzichtige schatting zal ongeveer de helft van het techniek-budget
aan draagbare apparatuur moeten worden besteed.
Voor technici zal het erop lijken dat ze binnen een lokale omroep op
een 'laag' niveau bezig zijn: het gaat om eenvoudige apparatuur die
gebouwd of aangevuld moet worden. Aan de andere kant is het
geschikt maken van de techniek voor groepen die daarop een eigen
manier mee aan de slag willen is specialistisch werk. Technici die bij
dit soort werk betrokken willen zijn, en die het kunnen, zijn moeilijk
te vinden. Zij werken immers vaak op een professioneel niveau; de
apparatuur moet hun kennis eer aandoen. Hierin moet door de
lokale omroep nog veel motiverend werk worden verzet; technici
zelf weten vaak niet dat zij dit soort maatstaven en eisen aan de
techniek stellen.
Het werken in en met een lokale omroep is anders dan zij gewend
zijn; anders dan bij de landelijke omroep. Bij deze laatste bijvoorbeeld is een studio heel normaal, maar dat hoeft bij de lokale
omroep absoluut niet het geval te zijn. Televisiestudio's vragen een
grote investering aan geld en leiden tot een bepaald soort programma's en werkwijzen. Eén persoon is er de baas en leidt de opnamen.
De programma's die op deze manier tot stand komen zijn anti-
democratisch te noemen. Bovendien wordt in de studio de werklijkheid nagemaakt, terwijl die buiten de studio's ruim voorhanden
is.
Het is voor de lokale omroep vanzelfsprekender om de buitenwereld voor de camera te krijgen dan om haar binnen de studiomuren
te imiteren. Een presentatiehoekje in plaats van een studio voldoet
goed. Studiocamera's, regiekamers, decoropslagplaatsen en dergelijke zijn dan niet meer nodig.
Een technische bibliotheek is onontbeerlijk. Behalve technische
literatuur moet er ook literatuur over de media in het algemeen
aanwezig zijn. De begeleiders, die binnen de lokale omroep worden
geschoold, moeten er alles van hun gading kunnen vinden. Ook de
geïnteresseerde leek, die nog niets van techniek af weet, moet er zich
kunnen oriënteren. Technische boeken die niet te specialistisch zijn
zijn moeilijk te vinden, maar bestaan wel. Ook de gebruiksaanwijzing van de apparaten horen in de bibliotheek thuis, evenals de
boeken waarmee de technici werken - de service-manuals van alle
apparaten: wat een werkplaatshandboek voor een auto is, is een
service-manual voor een elektronisch apparaat.
In de manuals moeten alle wijzigingen staan opgetekend die aan de
apparatuur worden aangebracht. Ook van de zelfgebouwde apparatuur moeten toegankelijke manuals worden gemaakt. Zo maakt de
lokale omroep zich minder afhankelijk van een technicus.
Sommige technici zal onze opvatting over apparatuur en wat daarvan nodig is karig aandoen. Allerlei professionele hulpmiddelen,
zoals effectgenerator, chroma-key, videomixers en dergelijke ontbreken. Uit de praktijk van de lokale omroep blijkt echter dat
zonder deze spullen wel degelijk goed gewerkt kan worden. De
nadruk ligt vooral op de inhoud van de programma's en minder op
exotische vormen en technische hoogstandjes.
Velen vinden dat de lokale omroep zich in uitzendkwaliteit moet
kunnen meten met de landelijke omroepen. 'Dat zijn de mensen nu
eenmaal gewend', hoort men dan zeggen. Wij vinden dit een
denigrerende uitspraak over het publiek van de lokale omroep. Het
is bovendien vaak een argument om de lokale omroep uit handen te
houden van diegenen die haar eigenlijk bezitten, om een variant op
Brechts opvattingen over radio te maken.
Lokale omroep voor en door de plaatselijke bevolking levert een
ander soort programma's op dan men gewend is bij de landelijke
omroepen; anders in vorm en inhoud. De techniek van de lokale
omroep kan deze eigenheid bevorderen of belemmeren.
Technische voorzieningen
Om een overzicht te krijgen van de apparatuur die nodig is volgen
wij de stappen die in het produktiemodel beschreven zijn (HS 4).
Bij de fasen onderzoek, analyse, produktie, presentatie en verwerking van reacties uit de doelgroep zijn technische voorzieningen
nodig.
Techniek tijdens de fase van het onderzoek
Techniek wordt in deze fase gebruikt om te registreren. Er wordt bij
voorkeur met stevige, eenvoudig bedienbare, draagbare apparatuur
gewerkt. Een korte functionele uitleg van de begeleider over het
apparaat, toegespitst op wat men daar tijdens het onderzoek mee
wil en op de bediening die dat vergt, moet voldoende zijn. Dat
betekent dat de begeleider op de hoogte is van wat de groep wil. Hij
kan daar zijn uitleg bij laten aansluiten. Zo kan de groep snel en
zonder veel technische ballast op pad.
Een korte oefentijd is vaak nodig om de spullen te leren kennen.
Daarbij kan de groep ook worden uitgelegd dat proefopnamen
nodig zijn. De begeleider moet op de volgorde van werken wijzen
die bij een opname wordt aangehouden: eerst een proefopname, die
wordt afgeluisterd. Eventueel wordt de opstelling gecorrigeerd. Dan
volgt de eigenlijke opname; deze wordt ook weer afgeluisterd -
meestal het laatste stukje van de band - om te controleren of de
opname op de band staat. Zo heeft men de beste garantie om met
bruikbaar materiaal thuis te komen.
In de onderzoeksfase is de audiocassetterecorder het meest bruikbare middel, zowel bij het werken voor radio als bij televisie.
Aan apparatuur is in deze fase nodig:
- draagbare cassetterecorder;
- microfoon;
- koptelefoon;
- windkap;
- netvoeding;
- batterijen of accu's;
- kabels;
- een koffertje om alles in te doen.
De draagbare cassetterecorder moet vooral stevig zijn, mono-
opnames kunnen maken, meteen teller zijn uitgerust, op lichtnet en op
batterijen kunnen werken, een ingebouwde luidspreker hebben (met
1 - 1,5 watt uitgangsvermogen) en een redelijk frequentiebereik (±
100-12.000 Hz ± 3 dB). De in- en uitgangspluggen moeten stevig
geconstrueerd zijn en er moet een automatische volumeregelaar op
zitten, die ook kan worden uitgeschakeld. Voor visueel gehandicapten wordt de bruikbaarheid van de apparatuur vergroot wanneer er
aangepaste indicaties op zitten die zij kunnen voelen. De draagbare
cassetterecorders van bijvoorbeeld Bell & HoweIl zijn goed bruikbaar.
Voor de technisch ingestelden volgen een paar tips waarmee draagbare cassetterecorders beter geschikt kunnen worden gemaakt voor
gebruik binnen de lokale omroep: de voormagnetisatie kan op één
merk en soort band worden afgeregeld, waardoor het frequentiebereik verbetert; de in- en uitgangen kunnen worden vervangen door
steviger types; er kan een ingangstransformatortje voor de microfoon worden ingebouwd waardoor men minder last van storingen
heeft en de microfoon beter is aangepast aan de cassetterecorder; er
kan een filter worden ingebouwd dat de lage tonen verzwakt, hetgeen de verstaanbaarheid ten goede komt (bijvoorbeeld onder de
200 Hz, - 6 dB per octaaf). Dit heet een laag-af filter.
De microfoon moet ook stevig zijn, mono, en een goed frequentiebereik hebben (iets beter dan dat van de cassetterecorder). Het beste
bevalt een zogenaamde dynamische microfoon. Deze heeft geen
spanning nodig en is dus niet van batterijen afhankelijk. De microfoon moet enigszins richtinggevoelig zijn, dat wil zeggen voornamelijk geluid opnemen uit het gebied waarop hij gericht wordt. (In
technische termen heet dit 'nierkarakteristiek'.) Wij hebben goede
ervaringen met de Sennheiser MD 421.
Bij de kopielefoon kan men met een eenvoudig type volstaan. Deze
wordt alleen maar gebruikt om te controleren of het geluid wordt
opgenomen.
De windkap is nodig om windgeluiden te dempen. Dat soort geluid
kan opnamen onbruikbaar maken. In geval van nood kan ook een
zakdoek over de microfoon worden gedaan.
Netvoeding is altijd handig als er stroom in de buurt is. Het spaart
batterijen.
Batterijen of accu's hebben allerlei voor- en nadelen. Wat men kiest
is een kwestie van economie en zorgvuldigheid. Batterijen zijn duur
in het gebruik en vervuilen het milieu. Onderhoud is niet nodig; als
er goede kwaliteit wordt gekocht heb je verder geen zorgen. Accu's
zijn duur in aanschaf maar goedkoop in het gebruik, mits ze zorgvuldig worden gebruikt en onderhouden. Dat vraagt dus weer extra
aandacht en is een zorg erbij.
Het meest kwetsbare onderdeel zijn de kabels en pluggen. In plaats
van deze te kopen is het beter en goedkoper ze zelf te maken.
Daaraan moet veel zorg en aandacht worden besteed. Pluggen
kunnen het beste van metaal zijn; kabels moeten van zeer goede
kwaliteit zijn. De beste kwaliteit is weliswaar duur, maar betaalt
zichzelf terug door minder pech bij opnamen.
Een kofferije completeert het geheel en maakt het tot een onderzoek-
set. Een overzichtelijke indeling vergemakkelijkt de controle op de
aanwezige spullen.
Het gebruik van video in de onderzoeksfase heeft als nadeel dat er
minder flexibel kan worden gewerkt. Er komt bij video meer kijken
aan spullen. In de onderzoeksfase is dan nodig:
- draagbare recorder;
- draagbare camera;
- monitor;
- microfoon;
- windkap;
- koptelefoon;
- voorzetlens;
- netvoeding;
- accu;
- kabels;
- verlengkabels;
- licht;
- koffers.
De keuze van de draagbare videorecorder is een moeilijk punt,
waarbij geld een bepalende rol speelt. VHS en U-Matic komen
beide in aanmerking. Deze systemen hebben als voordeel dat zij ook
montagesystemen bieden. Daardoor levert de afwerking van het
materiaal in latere fasen geen problemen op.
De camera is een teer punt. Moet er in kleur worden opgenomen, of in
zwart-wit? Zwart-wit heeft het voordeel van makkelijker bediening.
Er is bovendien weinig licht voor de opnamen nodig; mensen vóór de
camera zullen dus weinig last van het licht hebben, terwijl men achter
de camera niet zoveel hoeft mee te sjouwen. Zwart-wit camera's zijn
goedkoop en leveren een goede beeldkwaliteit. Goede kleurencamera's zijn meestal duur; de goedkopere zijn van matige kwaliteit.
Dc zwart-wit camera van Visual Contact moet hier apart worden
vermeld. Deze camera is door de Unesco ontwikkeld voor gebruik
in Derde Wereldlanden. Zij zit stevig in elkaar en is met eenvoudige
middelen zelf te onderhouden. Bovendien zit ei een schakelaar
ingebouwd waarmee men tussen twee van deze draagbare camera's
kan schakelen.
Minstens zo belangrijk als de camera is de lens. Een vaste lens, een
groothoek, heeft in de onderzoeksfase zeker voordelen. Hij dwingt
degene die de camera bedient tot bewegen. De meeste zoomlenzen
hebben enkele nadelen. Hun groothoekmogelijkheden beginnen
pas bij 11 à 12 mm. Dat is in veel situaties te weinig groothoek; 7 à 8 mm zou beter zijn. Het telebereik daarentegen is dikwijls te groot,
bijvoorbeeld 72 à 100 mm. Het beste bevallen de zoomlenzen met
een bereik van 7 tot 50 mm. Deze zijn echter ook het duurste. Soms
biedt een groothoek-converter die vóór de zoomlens gezet kan
worden een goedkope uitkomst voor dit probleem. (Dit is een
voorzetlens waarmee het brandpunt bijvoorbeeld wordt gehalveerd; dus 12,5 tot 72 mm wordt 6,25 tot 36 mm.) Motorisch
bediende zoomlenzen, waarbij door een druk op de knop een
motorije voor het in- en uitzoomen zorgt, zijn niet nodig.
Een voorzetlens is handig om allerlei kleine zaken op te nemen. Het
meest gebruikt is een sterkte van ongeveer + 1 dioptrie - dat wil
zeggen een brandpuntsafstand van 1 meter.
Voor de microfoon, de windkap en de koptelefoon gelden dezelfde
eisen als bij de audio-cassetterecorder. Ook bij de videorecorder kan
een ingangstransformator de geluidskwaliteit verbeteren, evenals
een ingebouwd laag-af filter, zoals al bij de cassetterecorder is
besproken. De in de camera ingebouwde microfoon is onbruikbaar.
Hij is meestal van belabberde kwaliteit en neemt vooral het zuchten
en steunen van de cameraman of -vrouw op. Een koptelefoon is
handig voor degene die de camera bedient; het gebruik ervan voorkomt dat er ingezoomd wordt op een bepaald detail wanneer de
geïnterviewde het juist over iets geheel anders heeft.
Bij video-opnamen kan van halogeen-licht gebruik gemaakt worden. De lampen zitten in hittebestendige armaturen. Neem geen
armaturen met ingebouwde ventilatoren; soms is het geruis dat zij
maken in de geluidsopnamen hoorbaar. Koop ook vooral geen licht
dat voor amateurfilmen wordt gebruikt. Deze, vaak plastic, armaturen zijn gemaakt om korte tijd te gebruiken en smelten wanneer de
lamp langer aan staat.
Een kleine monitor is onmisbaar als men het resultaat wil laten zien
aan de mensen die zijn opgenomen. Deze stellen dat meestal zeer op
prijs, nog afgezien van de makers, die meestal staan te trappelen om
de resultaten van hun arbeid te zien en te becommentariëren.
Voor netvoeding, accu's, kabels, verlengkabels en koffers gelden
dezelfde eisen als bij de audio-apparatuur.
Techniek bij de fase van het analyseren
Tijdens de analyse dient de techniek ertoe om het opgenomen
materiaal toegankelijk te maken. Weergave-apparatuur kan in deze
fase volstaan, maar is in de sector audi-apparatuur vaak niet te
koop. Bij video is dat wel het geval.
Op de apparatuur hoort een tijd-indicatie om een bepaalde passage
weer terug te kunnen vinden.
Voor de geluidsweergave is een cassetiedeck nodig met een minuten- en secondenteller, een pauzetoets, een luidspreker en een versterker. Deze laatste kan mono of stereo zijn, dat maakt weinig
verschil. Het is handig in deze fase om van de hoge en lage tonenregeling van de versterker geen gebruik te maken. Daardoor worden
fouten in de opnamen niet gemaskeerd tijdens de weergave.
Verder kunnen allerlei systemen bruikbaar zijn, afhankelijk van het
materiaal dat het onderzoek heeft opgeleverd, zoals bijvoorbeeld
een platenspeler, bandrecorder of compactdiscspeler.
Voor het videomateriaal en de weergave daarvan gelden in deze fase
dezelfde technische eisen als bij het audio-materiaal. Frame-telling
en time-code twee systemen waardoor tot op een vijfentwintigste
~onde nauwkeurig kan worden gewerkt - zijn overbodig. Een
kritisch ingestelde monitor of ontvanger kan snel de eventuele
fouten in beeld en geluid laten zien en horen.
Techniek in de produktiefase
In deze fase gaat het om:
- opnemen;
- inventariseren van het opgenomen materiaal;
- het maken van een grove structuur;
- het opstellen van een montageplan en het monteren.
In deze fase dient de techniek ertoe om een zo goed en mooi
mogelijk programma te krijgen dat strookt met de bedoelingen van
de makers. Gelukkig heeft een lokale omroep geen geld voor allerlei
middelen die technische uitspattingen en hoogstandjes mogelijk
moeten maken. De mogelijkheden hiertoe liggen echter wel voor het
oprapen. Ons devies is: 'Met vlag en wimpel, maar hou het simpel!'.
Voor de opnamen is dezelfde apparatuur nodig die bij het onder-
zoek werd gebruikt. Een statief voor de videocamera kan hier
handig zijn.
Bij de inventarisatie, het maken van een grove structuur en het
opzetten van een montageplan werkt men met dezelfde middelen als
tijdens de analyse.
Het monteren vergt weer aparte technische middelen. Bij de geluidsmontage kan goed met cassettedecks worden gemonteerd, wanneer
men deze aanpast. Er moet dan bij de linkerspindel (de draaibare as
die door de cassette steekt) van het deck een terugwikkelknop
worden gemaakt. Samen met de pauzetoets kan dan goed worden
gemonteerd.
Hct gebruik van audiocassettes in plaats van banden heeft als
voordeel dat het bandgebruik economischer is. Bovendien werkt het
makkelijker dan met banden en er kan ook nog eens thuis worden
gemonteerd. Bij audiocassettes zijn formaat en bandloopsnelheid
gestandaardiseerd. Dat geeft meer mogelijkheden om apparatuur in
te zetten. Voor de montage zijn nodig:
- cassettedecks;
- audio-mengpaneel;
- platenspeler;
- microfoon.
De apparatuur kan het beste worden opgesteld naar functie - dus:
aanvoer, bewerking, opslag - en van links naar rechts.
Voor de aanvoer van het materiaal en de afluistering ervan zijn
nodig: een grammofoon, een of twee cassettedecks, een microfoon
en afluistermogelijkheden. Deze apparatuur staat dan links. Daarnaast, in het midden, staat de apparatuur die nodig is voor de bewerking van het materiaal: meestal is dit het audio-mengpaneel met
afluistering. Rechts daarvan staat de opslag van het materiaal: dit is
meestal een cassettedeck waar het gehele programma uiteindelijk op
terecht komt, ook weer met afluistering. Dit is de meest eenvoudige
en meest logische manier van werken. Wanneer er grammofoonplaten verwerkt moeten worden is het handig om deze eerst op cassette
op te nemen. Dat werkt makkelijker in de montage, en dure snelstartende platenspelers zijn dan niet nodig. Een eenvoudig mengpaneel voldoet meestal goed; vier à vijf kanalen zijn voldoende. Wie in
stereo wil werken verdeelt het mono-geluid over het linker en het
rechter kanaal.
Bij het monteren van videomateriaal zijn dezelfde stappen te onderscheiden: aanvoer van het materiaal, bewerking en opslag. Ook hier
wordt van links naar rechts gewerkt.
Voor de aanvoer van het materiaal zijn een weergave-recorder, een
monitor en een titelcamera nodig. Dit laatste kan de draagbare
camera zijn met een voorzetlens op een reproduktie-statief. Dit is
een statief waarbij de camera verticaal naar beneden staat. Sommigen zeggen dat dat niet mag met een video-camera, omdat het de
beeldbuis kan beschadigen. Wij hebben daar nooit iets van gemerkt.
Voor de rest onderscheiden de technische middelen zich bij dit
videodeel niet van de apparatuur bij het audiodeel.
Bij de bewerking van het videomateriaal worden er alleen 'harde'
lassen gemaakt (dat wil zeggen: geen overvloeiers of andere beeldovergangen), of wordt het beeld van de titelcamera opgenomen
Beide tegelijk is wel mooi, maar het kost aan technische voorzieningen veel geld.
Een Time Base Corrector (TBC) - een apparaat waarmee de technische onvolkomenheden van de videorecorder gecorrigeerd kunnen
worden - is overbodig en duur. De goedkoopste kost nog altijd
ongeveer vijftienduizend gulden. Zonder TBC kan ook heel goed
worden gemonteerd.
Voor het geluid bij de videomontage geldt hetzelfde als bij de
geluidsmontage. Een audi-mengpaneel hoort dus thuis in de
videoketen. Voor de opslag van het materiaal is nodig een opnameof montagerecorder en een monitor om te kijken. Zowel bij geluid
als bij video is geen commentaarcel nodig. Als iedereen stil is kan er
goed commentaar gesproken worden in de ruimte waar gemonteerd
wordt. Als de microfoon uit de buurt van de montage-unit blijft en
ervan weggedraaid staat, is ook het geschuif van knoppen en het
geklik van recorders niet te horen.
De opstelling van de apparatuur moet zo zijn, dat er drie vier
mensen tegelijk aan kunnen werken. Er moet dus ruimte zijn tussen
de apparatuur voor de aanvoer, de bewerking en de opslag.
Techniek hij de presentatie en de verwerking van reacties van de
doelgroep
Bij de presentatie is alleen weergave-apparatuur nodig. Wanneer
men daarbij van het kabelnet gebruik maakt is er meestal een
modulator nodig. Dit is een apparaat dat bij geluid of beeldsignalen
een ander signaal mengt, zodat geluid en beeld via het kabelnet
kunnen worden overgebracht. Voor radio kost zo'n modulator
ongeveer duizend gulden, voor televisie-uitsturingen kan men op
ongeveer tweeduizend gulden rekenen. Ook hier is TBC overbodig
en duur.
Wanneer het programma via de ether wordt uitgezonden zijn zender
en antenne nodig. De kosten hiervan zijn moeilijk in het algemeen
aan te geven. Voor een middelgrote gemeente bijvoorbeeld (met
ongeveer veertigduizend inwoners), waar een hoge plaats aanwezig
is om de antenne op te zetten, zijn de kosten zéér grof geschat
twaalfduizend gulden bij radio en tweeëndertigduizend gulden bij
televisie. In beide bedragen zit een post van ongeveer tweeduizend
gulden voor de antenne met mast. Het resterende bedrag slaat op de
kosten van de zender.
Dit is veel geld. De oorzaak daarvan ligt bij de eisen die de PTT aan
zenders stelt. Zij moeten bijvoorbeeld een bepaalde graad van
nauwkeurigheid hebben en een minimum aan storingsproduktie.
Reacties kunnen op twee manieren binnenkomen: mensen kunnen
binnenlopen om te reageren of ze bellen op.
Bij mensen die komen binnenlopen om te reageren op wat ze hebben
gezien is er een microfoon nodig om hun reactie op het net te
krijgen. Een mengpaneel met twee of drie microfoons is handig
wanneer er een groepsdiscussie moet worden uitgestuurd. Het is
alleen lastig werken met zoveel microfoons. Als degene die het
mengpaneel bedient in dezelfde ruimte zit waar ook de microfoons
5taan dan is een regieruimte niet meer nodig. Deze laatste zijn
bovendien duur, onhandig en scheiden de technici van de anderen.
Als er een koptelefoon wordt gebruikt om het geluid van het mengpaneel af te luisteren is een regiekamer ook overbodig. Die koptelefoon moet het geluid van de omgeving niet doorlaten.
Wanneer er reacties per telefoon binnenkomen die men in de uitzending wil hebben dan is een telefoonvork handig. Dat is een
voorziening die het binnenkomende geluid van de opbeller scheidt
van het uitgaande geluid van degene die vanuit de lokale omroep in
de hoorn praat. Het geluid van degene die bij de lokale Omroep in de
hoorn praat wordt via een gewone microfoon het net opgestuurd en
het geluid dat hij in de hoorn spreekt wordt tegengehouden. Deze
voorziening - in technische termen een vork-transformator - met
nog wat onderdelen kost bij elkaar ongeveerf 200.-.
Opstelling
Bij al deze apparatuur is een overzichtelijke opstelling nodig,
waarbij de functies van de verschillende apparaten voor iedereen
duidelijk zijn. De bedieners van de apparaten bij de lokale omroep
zijn meestal mensen die niet van huis uit vertrouwd zijn met de
techniek. Het kan al een heleboel helpen wanneer de verschillende
apparaten van opschriften worden voorzien. Een ander hulpmiddel is om knoppen die niet worden gebruikt af te plakken, te
verwijderen, vast te zetten of onbruikbaar te maken.
De ruimte
Er is nogal wat ruimte nodig. Zowel voor het directe uitvoerende
werk als voor het werk dat voorwaardenscheppend genoemd kan
worden. Met dit laatste bedoelen wij ruimtes voor bijvoorbeeld
kantoor, archief, technisch onderhoud, opslag en uitleen van de
apparatuur. Bij het directe uitvoerende werk denken wij aan vergaderruimtes, ruimtes om met groepen te werken, analyse- en
montageruimtes en kijkruimtes. Het moet ook mogelijk zijn om
met groepen naar programma's te kijken of te luisteren.
Lokale omroep speelt zich óók af zonder kabel of zender. Makers
en kijkers moeten de gelegenheid hebben met elkaar in contact te
komen. Soms zijn reacties op een programma belangrijker dan het
programma zelf en vormen zij een aanleiding tot nieuwe programma's. De uitwisseling hierover is van groot belang. Een grote
ontmoetingsruimte - het liefst een café met een eetgelegenheid -
kan het centrum van een lokale omroep vormen.
De ruimtes voor het directe uitvoerende werk moeten groot genoeg
zijn om er met groepen in te werken. In de montageruimtes moeten
zes tot acht mensen tegelijkertijd aan de slag kunnen zijn. Er horen
tafels en stoelen in te staan. De apparatuur moet ruim en overzichtelijk kunnen worden opgesteld.
Wanneer we de stappen van het produktiemodel doornemen dan is
te zien dat de eerste vijf fasen vooral vergaderruim tes vergen. Bord,
krijt, papier, tafels, stoelen, gezelligheid en ruimte voor vijf tot tien
mensen is voldoende. Dit geldt voor het zelfonderzoek, het pro-
blematiseren, de themakeuze, het formuleren van de vooronderstelling en het onderzoek. De aanwezigheid van telefoon in de
vergaderruimte is altijd makkelijk.
Bij de fase van het analyseren is naast een vergaderruimte ook een
afluister- en kijkruimte nodig.
In alle andere fasen tot en met het maken van een grove structuur
en een montageplan is vergaderruimte voldoende. In de laatste
fasen is weer opnieuw een afluister- en kijkruimte nodig.
Bij het monteren moet er een monlageruimte zijn. De presentatie
vergt een presentatieruimte.
Hoe meer ruimtes er zijn, des te meer groepen kunnen er tegelijk
aan de gang. Sommige ruimtes kunnen natuurlijk voor verschillende doelen worden gebruikt. De analyse- en de montageruimtes
zijn dure ruimtes; het is zonde om daar te vergaderen. Een vergaderruimte is relatief goedkoop. Vooral bij de dure ruimtes is een
effîciënte bezetting wenselijk.
Het vaststellen van wat er aan ruimtes nodig is, hoeft geen slag in de
lucht te zijn. Dat kan worden uitgerekend. Stel eerst vast hoeveel
programma's er per dag door de lokale omroep worden gemaakt.
Laten we als voorbeeld veertig minuten aan programma per dag
nemen. Dat vergt tien uur monteren, twintig uur afkijken en veertig
uur gesprek (onderlinge verhouding 1:2:4). De uitgangspunten
hiervoor zijn in hoofdstuk 4 terug te vinden. Wanneer we deze
verhouding in dezelfde proporties overbrengen op benodigde
numtes dan betekent dat dat er een montageruimte, twee afkijkruimtes en vier gespreksruimtes moeten zijn. Zo worden alle ruim-
tes optimaal bezet.
Natuurlijk is dit slechts een globale berekening. De werkelijkheid
kan dwingen tot afwijking ervan.
Het lijkt er opdat voor het bedrijven van lokale omroep veel ruimte nodig is. In deze ruimte zullen vogels van diverse pluimage rondlopen, die zich er hopelijk allemaal thuis kunnen voelen. Wat dit laatste betreft kan een gesprek met een binnenhuisarchitect goed zijn. En dan is er nog een heel praktisch punt: alles moet worden schoongehouden. Dagelijks stofzuigen is nodig bij intensief gebruik. Vegen kan door opwaaiend stof de apparatuur beschadigen.
Tot slot
Techniek, ook die van de lokale omroep, is niet waardevrij. De
waarden van degenen die met de techniek werken zullen zichtbaar
moeten zijn in de keuze en de toepassing van die techniek. Dan
komen wij misschien af van wat anderen ons opdringen: modegrillen die andermans belangen dienen in plaats van de onze.